Kleuren en vormen
De Oost-Indische kers (officieel: Tropaeolum) is een eenjarige plant met trechtervormige bloemen in het oranje, geel en rood. De bloemen, bladeren én de zaden kun je eten. Voor een licht pittige smaak gebruik je de bloemen, de blaadjes zijn nog wat peperiger en de onrijpe groene zaden zijn pittig zoals een sterk radijsje. Niet alleen lekker, maar ook gezond want de Oost-Indische kers barst van de vitamine C. Qua uiterlijk valt er nog wat te kiezen: de Tropaeolum majus is groot en klimmend, de Tropaeolum minus is wat compacter en past daarmee in een pot op je balkon.
Herkomst
Oost-Indische kers komt niet uit het oosten, maar uit Argentinië, Peru en Bolivia. De Inca’s gebruikten de plant al vanwege zijn geneeskrachtige werking. In de zeventiende eeuw namen zeevaarders de plant mee naar Europa en nog steeds is er veel beweging rondom de Oost-Indische kers. Bijen, bladluizen en rupsen van het klein- en groot koolwitje reizen namelijk graag naar de plant.
Trivia
- Linnaeus doopte de plant Tropaeolum, naar het Griekse woord tropaion(trofee). Hij vond de gladde, grauwgroene bladeren lijken op de schilden die Grieken na een veldslag ophingen in een boom als een trofee van de overwinning.
- Oost-Indische kers heeft een sterk ontsmettende werking en werd vroeger gebruikt als geneeskrachtig kruid.