Kleuren en vormen
Er zijn een aantal verschillende soorten. De meeste bekende is de meerjarige Gypsophila paniculata met grijsgroen blad en witte of roze bloemetjes. De planten kunnen vele jaren op 1 plek staan en zal steeds rijker bloeien. Een andere soort die er sterk op lijkt is de G. muralis. Een kruipende of bodembedekkende soort is G. repens die daardoor ideaal geschikt is voor rotstuinen. We kennen ook nog de G. elegans. Deze is niet winterhard en wordt dus als eenjarige zomerbloeier toegepast.
Herkomst
Gypsophila komt van oorsprong uit Midden en Oost-Europa uit onder andere de Kaukasus, Iran en Zuid-Oekraïne. Daar groeit de plant op zonnige en kalkrijke gronden en is de vaste plant soort goed bestand tegen lage wintertemperaturen.
Symboliek
De Latijnse naam Gypsophila is afgeleid van de oud-Griekse woorden gupsos (gips = kalk) en philein = beminnen. Anders gezegd een plant die van kalkrijke grond houdt. De tweede naam van de vaste plant, paniculata, betekent pluimvormig en duidt op de vorm van de bloeiwijze. Deze naam komen we bijvoorbeeld ook tegen bij Phlox. De tweede naam van de eenjarige soort, elegans, betekent sierlijk en verwijst naar de sierlijke groeiwijze. Van de kruipende soort, repens, hetgeen kruipend betekent. Zo kun je soms aan de naam van de plant zien hoe die eruitziet of waarvoor hij het beste te gebruiken is. De cultivering van Gypsophila gaat al eeuwen terug. In 1759 is de plant voor het eerst in Engeland geproduceerd.