De levensboom (wetenschappelijke naam: Thuja) behoudt jaar in jaar uit zijn groene looks wat vooral in de winter kleur in je tuin brengt. Wat zachte naalden lijken, zijn in werkelijkheid kleine, afgeplatte schaalvormige blaadjes. Er groeien lichtbruine kegeltjes aan: die van de mannelijke planten zijn vrij klein, die van de vrouwelijke planten worden langer, tot 2 cm. Het is een compacte conifeer die verkrijgbaar is in een bol- of kegelvorm of op stam en ook voorkomt in blauwe en zilveren kleuren. Hij kan in de volle grond, maar is ook zeer geschikt als haagplant of tuinplant op het balkon of het terras.
Herkomst
De levensboom is een geslacht van coniferen dat bij de cipresfamilie hoort. Er zijn vijf soorten, waarvan er twee in Noord-Amerika en drie in Oost-Azië voorkomen. Het is een echte doorzetter, er zijn levensbomen van 800 jaar oud. In het wild kunnen het woudreuzen worden, de kweekvormen worden meestal niet hoger dan maximaal 3.50 meter. De soorten die hier verkrijgbaar zijn, stammen af van de oerlevensbomen die rond de 16de eeuw vanuit Noord-Amerika naar Europa kwamen.
Trivia
-
De botanische naam is afgeleid van het Griekse woord thuo en betekent ‘offeren’. Thujasoorten werden vroeger gebruikt bij offerrituelen omdat het hout een aangename geur verspreidt als het wordt verbrand.
-
De naam levensboom dankt de plant aan de geneeskrachtige werking van de olie die uit de conifeer wordt gewonnen. De indianen en kolonisten gebruikten het bij de behandeling van scheurbuik.
-
Het is nog altijd een gewild ingrediënt bij alternatieve geneeswijzen. De plantaardige olie zou een kalmerende werking hebben, net als de levensboom zelf.
